Q & A 'Vertrokken'
Heb je een vraag? Stuur dan een mail naar info@petravangansen.com
Ik antwoord je zo snel mogelijk. Je vraag en mijn antwoord zal ik anoniem op deze pagina publiceren. Wil je dat niet, vermeld het dan even in je mail.
Q: Lijkt ‘Vertrokken’ veel op je debuutroman?
A: Nee, ik wilde met ‘Vertrokken’ bewust een heel ander verhaal creëren. Sommige schrijvers houden vast aan één thema of type verhaal, en lijken daarmee telkens een variant van een eerder geschreven roman te schrijven. Maar ik wilde nieuwe kanten van het schrijverschap ontdekken. Daarom heb ik in ‘Vertrokken’ bewust gekozen voor minder personages en verhaallijnen, om sterker te focussen op de psychologische ontwikkeling van hoofdpersonage Rik.
Q: ‘Wachten op een knipoog’ speelt zich af tijdens het interbellum, en ‘Vertrokken’ in 1920. Wat trekt je aan in die tijd?
A: Voor ‘Wachten op een knipoog’ kon ik terugvallen op het onderzoek dat ik in 1994 voerde voor mijn thesis, waarbij ik 40 mensen heb geïnterviewd over hun kindertijd in Rotem. Dat gaf me een goed beeld van de tijdsgeest van de eerste helft van de 20ste eeuw, en inspireerde me om later een fictief verhaal in die periode te situeren. Het zaadje voor ‘Vertrokken’ is gekiemd tijdens een bezoek aan het Red Star Line museum in Antwerpen. Miljoenen landverhuizers waagden tussen 1873 en 1934 de overtocht naar Amerika; op de vlucht voor armoede en honger, gelokt door de belofte van een beter leven in het land van melk en honing. Sommigen hebben hun dromen kunnen waarmaken, voor anderen liep het uit op een ontgoocheling. Die veelheid aan menselijke verhalen raakte me. Ik dacht, daar moet ik iets mee doen. Toch is ‘Vertrokken’ geen historische roman over de landverhuizers zelf geworden. De Lapland, één van de schepen van de Red Star Line, werd het decor van een ander soort reis: die van een jonge man die niet alleen de oceaan oversteekt, maar ook zichzelf onder ogen moet komen.
Q: Je hebt na de publicatie van je debuutroman een cursus ‘literair schrijven’ gevolgd. Had je nog iets te leren?
A: Absoluut! Ik ben eigenlijk met die cursus gestart, een jaar voor de publicatie van ‘Wachten op een knipoog’, en heb op basis van de dingen die ik daar geleerd heb nog aanpassingen gedaan aan het manuscript. Je leert in zo’n cursus hoe je personages opbouwt die gelaagd en geloofwaardig zijn, hoe je levendige dialogen schrijft, hoe je ritme aanbrengt in je zinnen, hoe je spanning kan doseren en scènes opbouwt, en vooral: je eigen stem vinden. Door die cursus werd ik me bewuster van de verwachtingen waaraan een literaire tekst moet voldoen, en die bewustwording maakte me kritischer voor mijn eigen werk. ‘Wachten op een knipoog’ heb ik veel intuïtiever geschreven, terwijl ik bij ‘Vertrokken’ mezelf voortdurend redigeerde. De spontane pen van mijn debuut heeft plaatsgemaakt voor de kritische blik, die alles vertraagt, maar misschien ook verdiept.
Q: Welk was het moeilijkste hoofdstuk om te schrijven, en waarom?
A: Er was niet één specifiek hoofdstuk dat er voor mij uitsprong als ‘moeilijk te schrijven’. Het waren eerder de grenzen die ik mezelf had opgelegd, die het schrijven van deze roman uitdagend maakten. Ik heb bijvoorbeeld bewust voor het ik-perspectief gekozen, wat betekent dat alles wat je de lezer wil laten weten - over andere personages, over wat er in hen omgaat – gefilterd wordt door de ogen en oren van Rik, de ik-verteller.
Ook de beperkte setting vormde een uitdaging. Als derdeklasreizigers hadden Rik en de andere personages weinig bewegingsruimte: ze konden hun tijd spenderen in hun kajuit, op het dek of in de eetzaal, die tussen de maaltijden door als ontspanningsruimte dienst deed. Vele scènes spelen zich dus noodgedwongen op dezelfde plekken af. Het was zoeken naar manieren om die ruimtes levendig en afwisselend te houden, zonder in herhaling te vallen. Gelukkig kon ik via flashbacks naar Riks kinder- en jeugdjaren toch andere sferen en settings oproepen, wat lucht en afwisseling bracht in het geheel.
Q: Welk vind je het ontroerendste moment in je roman, en waarom?
A: Bij de slotscène heb ik een traantje moeten wegpinken, maar dat kwam misschien omdat ik er zelf afscheid moest nemen van de personages die me gedurende de voorije vijf jaren gezelschap hebben gehouden. Meer kan ik over het einde nog niet zeggen zonder te veel prijs te geven. Ik ben wel benieuwd of mijn lezers de slotscène ook als het meest aangrijpend ervaren.
Q: Welk nevenpersonage heeft stiekem je hart veroverd?
A: Mag ik er maar één kiezen? Hmm, ik twijfel tussen Elly en Nand. Elly heeft misschien wel een kort lontje, maar ze weet verdomd goed wat ze wil. Ondanks alle tegenslagen die ze in haar jonge leven te verwerken kreeg, verliest ze nooit de moed. Haar bewonder ik om haar veerkracht. En dan is er Nand. Hij komt wat kinderachtig en onbezonnen over, een echte spraakwaterval die zich ongegeneerd aan Rik opdringt. Maar achter die naïviteit schuilt meer dan je op het eerste gezicht zou denken. In bepaalde situaties weet hij precies wat er speelt, en als het erop aankomt, reageert hij verrassend volwassen. Dat is het, geloof ik, waarom ik hem dan toch maar als mijn favoriete nevenpersonage kies: die schijnbare oppervlakkigheid, waar toch zoveel diepte in zit.
Q: Verwijst de titel ‘Vertrokken’ naar meer dan het vertrek van Riks reis?
A: Ja, het begint bij het letterlijke vertrek naar Amerika, maar er is meer. ‘Vertrokken’ suggereert beweging en verwijst naar iets wat je achterlaat en niet terugkrijgt. Zoals in de uitdrukking ‘we zijn vertrokken’: het moment waarop je weet dat je ergens aan begonnen bent vanwaar er geen weg terug is. De sprong in het onbekende. Spannend en beangstigend tegelijk.
En dan is er vertrokken als toestand, zoals in ‘een vertrokken mond’ of zoals wasgoed dat uit model is geraakt en waar je aan moet trekken om het terug in vorm te krijgen. Ook Rik is ontwricht, onderweg, zoekend.
‘Vertrokken’ is een woord waarin afscheid en belofte, verlies en hoop samenkomen.