Petra Van Gansen

Winkelwagen

Synopsis en verhaalanalyse

‘Wachten op een knipoog’  

 Petra Van Gansen

 

Gekweld door haar geweten biecht Johanna op haar sterfbed een zonde op aan Elisa, haar vroegere jeugdvriendin. Deze twijfelachtige bekentenis zet Elisa’s wereld volledig op zijn kop. Ze rekent op de hulp van Adinda, haar kleindochter, om de waarheid te achterhalen. Adinda ontdekt hoe sterk het verleden van haar oma richting geeft aan haar eigen toekomst.  

Het verhaal speelt zich grotendeels af in de jaren ’20 tot ’50 van de vorige eeuw, maar verspringt regelmatig naar het heden. De verhaallijnen van hoofdpersonages Elisa (97) en Adinda (37) zijn met elkaar verweven. 

Aan het sterfbed van Johanna, vermoedt Elisa dat haar vroegere vriendin haar wil spreken over een drama uit september 1944. Naar aanleiding van Johanna’s bekentenis – die je als lezer pas te weten komt aan het einde van het boek - blikt Elisa terug op haar verleden, omdat ook de rol van haar toenmalige verloofde, Toon, in een ander daglicht wordt gesteld. Adinda pent de memoires van haar oma neer, maar heeft intussen haar eigen zorgen. Ze is op haar zevenendertigste, na enkele mislukte in-vitrofertilisaties en een breuk met haar partner, ongepland zwanger van een nieuwe liefde: Richard, een succesvol acteur die geen behoefte heeft aan een traditioneel gezinsleven. 

Behalve Elisa en Adinda, spelen volgende personages een belangrijke rol: 

Marie, Elisa’s pleegmoeder, een kruiden- en vroedvrouw. Zij heeft door haar drukke bezigheden weinig tijd en aandacht voor de opvoeding van haar pleegdochter. Daardoor geniet Elisa tijdens haar kinderjaren van een uitzonderlijke vrijheid. 

Toon, Elisa’s buurjongen en beste vriend, met wie ze zich later verlooft.

Louis, kasteelheer, neemt de jonge Elisa onder zijn vleugels door haar een baan als dienster aan te bieden. 

Dokter Jan, een jonge en voor zijn tijd ruimdenkende arts. Hij vestigt zich in Rotem. Om het vertrouwen van de dorpsbewoners te winnen, wil hij samenwerken met Marie de vroedvrouw.  

 

Vertelperspectief  

In de proloog komt Elisa als 97-jarige in de ik-vorm aan het woord. De volgende hoofdstukken zijn in de verleden tijd en vanuit het perspectief van één van de personages geschreven in de derde persoon; overwegend Elisa tijdens haar jonge leven, maar ook Louis, Toon en Jan. Deze hoofdstukken zijn eigenlijk geschreven door Adinda, die aan de biografie van haar oma werkt. Adinda zelf komt aan het woord  in de eerste persoon en de tegenwoordige tijd, meestal in de vorm van een innerlijke monoloog tot haar ongeboren kind. Op het einde van de roman, naar de ontknoping toe, spreekt ook Elisa weer in de ik-vorm, soms in dialoog met Adinda. 

 

Ruimte  

Het verhaal is grotendeels gesitueerd in Rotem, een plattelandsdorp in het hartje van het Maasland. Tegenwoordig is Rotem een deelgemeente van Dilsen-Stokkem, geliefd bij wandel- en fietstoeristen omwille van de verscheidenheid aan landschappen tussen de uiterwaarden van de Maas en de bossen van het Kempisch Plateau. De natuur heeft in het verhaal een voornamelijk decoratieve, soms ook symbolische functie. 

Hoewel ik het dorp Rotem en het landschap van de Maasstreek voor ogen had bij de beschrijvingen in het boek, heb ik me een zekere vrijheid gepermitteerd wat betreft de straatindeling en dorpsinfrastructuur.  Straatnamen bijvoorbeeld zijn fictief.

 

Genre en thema’s  

Proeflezers noemden het verhaal een generatie- en streekroman, een oorlogsdrama, een historische roman. Sommigen deed het zelfs denken aan een detective, omdat het uitnodigde hypothetische oplossingen te verzinnen voor het raadsel van Johanna’s bekentenis. Persoonlijk zou ik mijn roman als een liefdesverhaal bestempelen.

 

Achtergrond

Als thesis voor het vak volkskunde tijdens mijn studies Germaanse taal- en letterkunde (’95), moest ik het dagelijks leven tussen 1920 en 1950 in kaart brengen. Daarvoor heb ik 40 informanten, geboren en getogen in Rotem, geïnterviewd over hun kinder- en jeugdjaren.  Dankzij dit onderzoek heb ik me een goed beeld kunnen vormen van de tijdsgeest in een plattelandsdorp als Rotem in de eerste helft van de 20ste eeuw.
Verder heb ik me geïnformeerd bij de plaatselijke heemkundige kring over de activiteiten van het Geheim Leger. Boeken zoals ‘Mijnheer doktoor’ (Peter Vandekerkhove), ‘Dag zuster ’ (Mieke de Jaegher), ‘De engeltjesmaaksters’ (Diane De Keyzer) en ‘De ereburgers’ (Tine De Rijck en Griet Van Meulder) e.a. heb ik als naslagwerk gebruikt om de werkzaamheden van Marie de vroedvrouw, dokter Jan en Toon als mijnwerker te beschrijven.